In Nederland is aardgas decennia lang de energiedrager voor de industrie geweest. En daarmee de branderautomaat het instrument om de energiestroom in de juiste banen te leiden. Maar er is een verandering gaande met verstrekkende gevolgen voor de gebruikers en haar toeleveranciers.
Neem het simpele voorbeeld van de frituur die zijn gasgestookte frituurketels vervangt door elektrisch verwarmde ketels. Een viertal ketels vragen al snel een vermogen van 70kW, veel meer dan dat de standaard aansluiting van het pand (35A / 230V enkele fase) kan leveren. De toevoer en meterkast moeten dus ingrijpend worden aangepast voordat de nieuwe bakketels überhaupt in gebruik genomen kunnen worden.
Op industriële schaal stelt 70kW niet veel voor. Daar wordt serieus nagedacht over het toepassen van ettelijke megawatts aan elektrisch vermogen voor verwarming van processen of ovens. Buiten de infrastructurele vraag over de opwekking en het transport van al die energie, spelen de vragen hoe de energie efficiënt om te zetten is in warmte en hoe de temperatuur van het proces in de hand te houden is?
Hoge efficiency, rendement zit gemiddeld rond 98%
Voor het omzetten van de elektrische energie in warmte kan je kiezen uit verwarmingselementen,
lichtbronnen (UV / Infrarood), inductoren of de elektrische weerstand van het te verwarmen medium.
Bij het omschakelen van gas- naar elektrische verwarming zullen UV en Infrarood verwarming al snel af vallen. Gebruikmaken van de elektrische weerstand van het te verwarmen medium wordt maar in enkele industriële processen toegepast; b.v. in de glasindustrie. En daarom zal de keuze meestal in het voordeel van verwarmingselementen uitvallen.
Bij de keuze van het juiste verwarmingselement moet rekening gehouden worden met:
Voor temperaturen tot 900 °C bestaan er vele soorten buis-, band-, flexibele- en patroonelementen. Boven de 900 °C staan elementen van FeCrAl, NiCr (1.400 °C), Silicium Carbide SiC (1.625 °C) of Molybdeen-di-Silicide MoSi2 (1.850 °C) ter beschikking.
Bij de aansturing van een elektrische verwarming spelen andere zaken dan bij gasverwarming. In de basis blijft het een temperatuurregeling waarbij de temperatuur gemeten wordt met een thermoelement (TC of PT100) en een PID-regelaar de verwarming aanstuurt. Wat wel verandert is het regelelement; bij gas de branderautomaat bij elektrisch de thyristorunit. Van gas en luchtflow regeling naar spanning en stroomregeling.
Daardoor zijn er andere aandachtspunten, zoals het beheersen van het piekvermogen, het voorkomen van blindvermogen en het voorkomen van harmonische vervuiling die een negatieve invloed hebben op de energiekosten.
In zijn algemeenheid is de regelkring voor elektrische verwarming eenvoudiger dan die voor gasverwarming. Ook de veiligheidsregels rondom gasverwarming zijn complexer dan die bij elektrische verwarming.
Een thyristorunit is eigenlijk niet meer dan een intelligente schakelaar. Met de firing mode wordt bepaald op welke momenten de schakelaar stroom doorlaat. In hoofdlijnen zijn er drie firing modes, ieder met zijn voor- en nadelen.
Logic firing, thyristor of solid state relay (ssr) gaat geleiden wanneer er een spanning op de stuuringang wordt aangeboden. Logic firing heeft het voordeel van EMC reductie en er is geen sprake van blindvermogen, maar het geeft een relatief langzame regeling.
De voedingsspanning heeft een grote invloed op de kosten van de installatie. In zijn algemeenheid geldt hoe hoger de voedingsspanning hoe lager de kosten. Allereerst omdat de maximaal benodigde stroom de prijs van de thyristorunit en het overige schakelmateriaal bepaalt en ten tweede omdat de diameter van transformatorspoelen, bus-bars of bekabeling lager wordt.
Zo hebben wij bij een installatie van 2,2 MW een bedrag van € 125.000 kunnen besparen door van de standaard 400V over te gaan naar 690V. Dit valt nog binnen de laagspanningsrichtlijn die tot 1000V geldt, en is er geen middenspanning bevoegd personeel nodig om de installatie te mogen bedienen of onderhouden.
Maar ook bij lagere vermogens kan met een hogere voedingsspanning aanzienlijk op de kosten worden bespaard blijkt uit het volgende voorbeeld: